dinsdag 23 november 2010

gij hebt het niet gezien

Tijdens de manifestatie die in de Heineken Music Hall de drie protestweken tegen de cultuurkaalslag afsloot, heeft de acteur Gijs Scholten van Aschat het podium beklommen met een tekst van Shakespeare uit Koning Richard der Derde.
De acteur had in plaats van een kroon een rode wintermuts met reclame-label van Unox op het hoofd en declameerde uit het Vijfde Bedrijf, steeds onderbroken door reclameteksten,
ongeveer zo:

Bedenkt met wie gij u te meten hebt: -
Een troep landlopers, schooiers en schavuiten,
Schuim van slaafse boeren,
door 't land dat hun meer dan zat is , uitgebraakt
doldrieste woede waar de dood op volgt.

En dan: wie voert hen aan? een kale jonker
die ergens ver weg 't brood at van zijn moeder !
Een melkmuil , die zijn leven lang zich nooit
Tot boven de enkels in de sneeuw gewaagd heeft !

Verdere vergelijkingen met het huidige kabinet werden niet expliciet gemaakt . Wel werden de aanwezigen en de kijkers thuis ervan doordrongen dat de beste wapens tegen de proletarisering van de beschaving in de opbrengst van cultuur zelf te vinden zijn, zoals in deze tekst uit 1583 die wat mij betreft wel wat steviger had mogen worden aangezet om Shakespeare recht te doen.

Het is, zo blijkt, niet eenvoudig om de juiste argumenten te vinden in het protest. Wie zal ons de juiste woorden aanreiken , woorden die de ernst kunnen dragen, de bekommernis, de smart, de woede. Het probleem is echter niet van vandaag en het verzet evenmin en tussen het gebral van moderne rekenmeesters staat daar dan opeens Shakespeare, of Mozart.
Of , zoals later op diezelfde televisieavond , staat opeens het bedreigde Groot Omroep Koor op tussen het publiek van
Pauw en Witteman, en heft, langzaam en geheimzinnig Mahlers slotzang uit de Tweede aan : Auferstehen wirst Du nach kurzer Ruh......

De ongelofelijk botheid past eigenlijk geen mild verweer, maar zelfs de scheldkunstenaar Lodewijk van Deyssel kon in 1890 mild zijn in een neerbuigend medeleven met laat ons zeggen 'de meelijwekkende minder begaafden' aan wie wij, kunstenaars, zijn overgeleverd. Is het alleen maar deze onderstaande treurige ontwikkelingsdeficiëntie die uiteindelijk tot kunsthaat leidt? :

gij hebt het niet gezien, gij hebt het niet gehoord in den wind, die woedend over uw huizen voer, gij hebt het niet tot u getrokken uit de donkere wolken die het aandroegen van ver. Gij hebt het niet van verre tintelend zingend hooren komen tot uw oor, voor u heeft het niet geweend in den regen en gelachen in de zon. Het heeft niet geneuried in de liedjes aan uw wieg, gij hebt het niet gekust van de oogen uwer moeders, het stond niet vóor u op het voorhoofd uwer vaders.



zaterdag 20 november 2010

kan het nu eindelijk eens stil zijn?

Dit is het weekend waarop cultuurminnend Nederland een collectieve ontmoeting heeft
georganiseerd op onder meer het Leidseplein te Amsterdam.
Men zal, uit protest tegen de aangekondigde bezuinigingen, samen schreeuwen om cultuur. Samen een keel op zetten . Ik stel mij voor: zoals de schreeuw van Edvard Munch maar dan met z'n allen, en dan met het geluid aan.
We zijn op het moment aangeland dat de intelligentia nog slechts met veel herrie van zich kan laten horen. Men geneert zich niet - neem Freek de Jonge als voorbeeld in deze - om mensen bijeen te roepen om te komen schreeuwen 'voor beschaving'.
"Hoe harder het geschreeuw, hoe meer kans dat het Muziekcentrum van de Omroep behouden blijft", - denken deze mensen. Ik vrees het ergste. U bent al veel te ver heen. U maakt geen enkele kans met uw geschreeuw.

De beoefening van de Letteren en de Schone Kunsten is van oudsher doordrongen van stilte.
Het herscheppend lezen, de muzische reflectie op het verleden, het creatief denken over beelden en tekens die de vruchten van onze beschaving vormen, vergen stilte en studie.
Kan het nu eindelijk eens stil zijn?
Aan Cultuur en Religie, aan betekenisvolle Rituelen ontleent de beschaving haar betekenis, of men daarvoor nu vijf maal daags op zijn knieën ligt, in het rode pluche achteruit zakt, de pen of de strijkstok ter hand neemt. Of alleen maar, zoekend naar de juiste formulering, uit het raam staart.
Straks, als alle cultuurminnenden [voldaan ?] naar huis gaan na hun schreeuwmiddag en in de trein [als hij rijdt] het getetter, getwitter en geklets weer losbreekt zal er niets veranderen.
Het geschreeuw zal niets veranderen.

Ook de cultuurminnnende intellectueel Frits Bolkestein, op het balkon van het Leidseplein { wie heeft hem daar neergezet?} zal geen enkele kans maken met zijn geschreeuw.
Hij, de steunpilaar van de Vrijheid, riep tegen bezuinigingen op cultuur te zijn. Hij wilde cultuur spekken met ontwikkelingssamenwerking. Het volk dat niet goed geluisterd had juichte uitzinnig en applaudisseerde de handen blauw.

Het applaudisseren voor politici zal ons, goedwillende schreeuwers, nog duur komen te staan.



zondag 7 november 2010

geef mij de gebroeders Jussen maar


Het overlijden van Harry Mulisch heeft enorme aandacht gekregen in allerlei media.
Het zou ongepast zijn om de vraag te stellen of deze acte van verering voor een op zijn minst omstreden schrijver de discussie over cultuurkaalslag van het kabinet Rutte in positieve of in negatieve zin heeft beinvloed.
Je zou kunnen hopen dat al deze media-aandacht en alle bijkomende kosten van de publieke viering van de hemelbestormer de nieuwe rekenmeesters van het kabinet tenminste hebben geconfronteerd met het idee dat kunst nu en dan iets moet kosten.
Al was het maar om iemand die nu eenmaal vindt dat hij dat verdient, in een versierde boot naar de eeuwige jachtvelden te peddelen.

Er is echter ook een andere gezichtshoek.
Een schouwburg vol incrowd: managers uit de wereld van film en literatuur, rijen vol politici die denken dat ze iets met kunst hebben, schrijvers die erbij horen omdat ze ooit Mulisch' pijp hebben gestopt, last but not least een plaatselijke burgemeester.
Bevestigt dat niet alleen maar wat Rutte bedoelt? Dat u het best zonder financiele steun kunt stellen als u bereid bent zelf de huur van de Stadsschouwburg te betalen?
We kunnen niet ontkennen dat zo in elk geval de meest gefortuneerde kunstenaars boven komen drijven. En wanneer de kunstenaar zijn laatste applaus nu eenmaal vanaf een centraal podium in ontvangst wenste te nemen, dan krijg je als medelevende toeschouwer natuurlijk ook nog eens iets te zien en te horen ! Voor wat het waard is, natuurlijk.

Het heeft mij diep ontroerd: die witte koppen van Reinbert de Leeuw en Louis Andriessen, sinds een halve eeuw samen voortrekkers van onze jonge componistengeneratie, samen achter het klavier van een ongestemde Steinway op het podium van de schouwburg. Ter ere van hun dierbare dode. Als er iemand samen op de barricaden zou moeten staan om te ageren tegen de kaalslag , dan zouden het deze oude vermoeide mannen moeten zijn.
Zij weten waarover gaat.
Misschien hadden ze , nu iedereen Brendel en Maria Juao Pirez in de kast heeft staan, gewoon iets harder moeten studeren op die componisten waar ze al zolang niets meer mee hebben: Chopin en Schubert ?
Of hadden ze de nacht wakend doorgebracht?
Vol zorg over de toekomst van de muziek in Nederland?
Hoe dit ook zij: geef mij de gebroeders Jussen maar.


vrijdag 29 oktober 2010

Bas Heijne over kunsthaat NRC -Opinie

‘De elite betaalt zich blauw aan subsidies voor de gewone man. Mag ze dan haar kunst behouden?’ Deze vraag van Bas Heijne in NRC van afgelopen dinsdag is een impliciete verwijzing naar het profijtbeginsel: Voor wat hoort wat. De vraag sluit in dat kunst nu eenmaal toebehoort aan een elite, wie daarmee ook bedoeld kan zijn, naast Bas Heijne zelf. Ook het vervolg van de redenering is bizar. Heijne betaalt naar zijn zeggen al zijn hele leven voor de voorzieningen van de kinderen van anderen. Kinderen zijn belangrijk voor de samenleving. Dat geldt volgens hem precies zo voor kunstuitingen die nu eenmaal ook niet voor iedereen zijn. De waarden van kinderen en kunst worden door hem tegen elkaar weggestreept waar zij in geld kunnen worden uitgedrukt. Zo precies zitten ook de bezuinigingsmaatregelen in elkaar waarvan hij de stijl kennelijk feilloos navoelt. Dit is het nieuwe denken van de post-neoliberale intelligentia die van alle markten thuis is en niet al te kinderachtig wil overkomen.
Van Bas Heijne had ik verwacht dat hij de lezer zou kunnen uitleggen waarom kunst in principe buiten de categorieën van het calculeerbare valt. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat zij onaantastbaar is in de aangekondigde kaalslag.
Van Heijne had ik ook verwacht dat hij de psychologische kant van de cultuurbezuinigingen minder terloops zou afdoen. Terecht wijst hij op de kunstvijandigheid die achter deze cultuurbezuinigingen steekt. Maar bij wie we deze afgunst en animositeit jegens de kunst aantreffen, en waarom, laat hij volledig in het midden.
Bedoelt hij dezelfde zogenoemde jan modaal voor wie hij zich blauw betaalt aan subsidies ? Of gaat het hier om een weer heel andere bevolkingsgroep die mogelijk niet bij machte is om immateriële waarden te consumeren.
De problematiek van de cultuurbezuinigingen en de arrogantie van de anti- kunstmentaliteit in Nederland blijft voorlopig boven aan de agenda.
Zij verdient in NRC een meer doordacht betoog.

woensdag 27 oktober 2010

Is daar iemand? [3]

Bij de bespreking van het hoofdstuk cultuur in de regeringsverklaring heeft Alexander Pechtold vanmiddag in de Tweede Kamer een handreiking gevraagd aan Rutte, die uiteindelijk bereid bleek Job Cohen iets toe te zeggen in de omvang van een vingerkootje. Althans zo omschreef de partijleider dat zelf.
Nu de heren lichaamsdelen aan het uitruilen zijn omwille van cultuurbehoud laten laten ze in elk geval zien dat het hakken en snijden in deze categorie hen ernst is.

De dirigent, musicoloog en wiskundige Ernest Ansermet stelt in zijn boek over de grondslagen van de muziek in het menselijk bewustzijn de geschiedenis van onze muziek op één lijn met een boom die zijn takken geleidelijk naar alle kanten laat uitbotten. Elke twijg draagt iets vanuit de wortel, elke nieuwe loot roept de historische ontwikkeling van het totaal op. Je moet in de buurt van Carl Gustav Jung gewoond hebben, uit Zwitserland komen -- Orchestre de la Suisse Romande was immers de standplaats van Ansermet-- om gedachten als deze te formuleren : In de traditie van onze muziek leeft het organische wortelstelsel van onze beschavingsgeschiedenis.
De muziek waarmee wij min of meer vertrouwd zijn en die in onze cultuur traditioneel [en daarmee hier en daar ook verguisd] is geworden, dienen wij te respecteren als een rivierbedding waar ons historisch besef doorheen kan vloeien,
in elke afzonderlijke muzikale interpretatie weer anders, nieuwer, gedifferentieerder.
De vraag is natuurlijk in hoeverre uitvoerende musici, achter in een orkest of soliërend op het podium zich werkelijk steeds opnieuw kunnen realiseren welke gigantische historische afstanden zij overbruggen. Om te klinken moet de muziek als kunst van de tijd het nu eenmaal hebben van het hier en nu.
Als kunstvorm die 'het voorbije' op de lessenaars heeft staan, behoort het tot haar wezen om - zodra ze klinkt - in een flits - de directe verbinding tot stand te brengen tussen
het hier en nu en het moment waarop zij, in een achter ons liggen verleden ontstond, als opbrengst van onze beschaving in een eerdere fase.

Ernest Ansermet levert met zijn redenering een argumentatie voor de noodzaak van herhaling van muziek en muziekleven in ons besef van tijd en ons besef geworteld te zijn in het verleden. De discontinuïteit van de civilisatie die wij nooit als geheel, altijd alleen fragmentarisch kennen, is getoonzet in muziek. En die is steeds opnieuw te interpreteren en te beleven. Totaal onbekend, nog nooit gehoord , oogverblindend nieuw.

vrijdag 22 oktober 2010

Is daar iemand? [2] Mens en Melodie

Mens en Melodie, inmiddels in de vijfenzestigjarige jaargang, bereidt zich voor op protest tegen de cultuurkaalslag die het nieuwe kabinet in het vooruitzicht stelt.
Het pamflet zal u worden toegezonden. Laat uw naam gerust bij mij achter.

Weliswaar hebben Bernard Haitink, Simon Rattle en Jaap van Zweden zich al op scherpe toon uitgelaten. Ook omroepdirecteur Anton Kok heeft zich verbaasd en verontwaardigd getoond, en de website van het Muziekcentrum van de Omroep staat intussen vol one-liners van boze mensen. Hier en daar worden op de podia verklaringen voorgelezen.
De namenlijst van de petitie groeit gestaag. Stop de cultuurkaalslag!

De beleefde verbaasdheid van Kees Vlaardingerbroek, de man van de Zaterdagmatineé, steekt flets af tegen de woede waarmee Jan Zekveld vijf jaar geleden, bij de vorige bezuiniging als directeur MCO zijn managers over zijn bureau trok. Kleinschedelige receptiegangers noemt Gerrit Komrij de kunstambtenaren. Een paar dagen geleden liet Diederik Boomsma, raadslid van het CDA in Amsterdam, zich smalend uit over het tenenkrommend lawaai van een twaalftoonscompositie van Arnold Schönberg en het autistisch gedruppel van Jackson Pollock. Met dit soort lieden hebben we te maken, dames en heren. Allen fans van André Rieu met het hertje van Van Meegeren thuis aan de schoonsteenmantel. Kunst moet het stellen zonder de centen uit hun wereld van graaicultuur en smeergeldcultuur. En dat is maar goed ook. Met de kasboekjes uit deze wereld heeft kunst niets te maken. Niet dat we geen geld nodig hebben. Maar vanwaar toch die slogan dat er 'natuurlijk' moet worden bezuinigd, ook in de kunstwereld? Zelfs Gijs Scholten van Aschat roept het vanaf het podium. Natuurlijk niet, zou ik zeggen.

Kent u het verhaal van die melodie uit de twaalfde eeuw die de Nijl buiten zijn oevers deed treden en die gezongen werd door iemand die beschikte over een stem die klonk als barstend glas? Dat is mijns inziens het geluid dat wij nu node missen. Hier en daar vloekt een dirigent en zet iemand zijn naam op een lijst. Mijn collega's van het Huizinga Instituut organiseren een wetenschappelijke vergadering over de geschiedenis van kunstorganisaties in Nederland en hebben ieder een verhaaltje geprepareerd.
Nee, ik kom niet. [wordt vervolgd]

dinsdag 19 oktober 2010

Is daar iemand?

Eindelijk een gezaghebbende stem over de voorgenomen cultuurafbraak van Rutte en Verhagen : Bernard Haitink zelf !
Een flagrante schanddaad
noemt hij de aangekondigde opheffing van het Muziekcentrum van de Omroep op de voorpagina van de NRC: Het morele niveau van een samenleving is afleesbaar uit haar culturele niveau. Deze uitspraak haalde het NOS-Journaal en Teletekst begin deze week en werd een dag later in de Ingezonden brievenrubriek van NRC enthousiast gerepliceerd met een Bravo! Wat kan een cultuurliefhebber anders naar Haitink roepen dan Bravo! of Bis! En verder maar een beetje met de pluchen stoel rammelen... Wie begint het echte inhoudelijke debat over de culturele kaalslag, wie komt met getallen en feiten? Hoe gaan we ons verweren?

Waartoe dient muziek? Tot niets. Dat is het juist. Praten over muziek is moeilijk. Praten over geld is veel makkelijker.
Schrijven over muziek is gevaarlijk en misschien wel nutteloos. En niet zozeer omdat er iets onverwoordbaars of onuitsprekelijks ter tafel komt. Juist niet: de muziek is een denkvorm, aanmerkelijk exacter en scherper dan woorden kunnen zijn.
Muziek is een bestaanswijze. Zij liegt nooit, vergist zich nooit.
En: zij is genadeloos.

Wacht maar. (wordt vervolgd)

donderdag 14 oktober 2010

Simon Rattle protesteert

Simon Rattle, dirigent Berliner Philharmoniker,
protesteert tegen de maatregelen
van het nieuwe kabinet inzake het Muziekcentrum van de Omroep :

“De hele muziekwereld moet net zo verafschuwd en verbaasd zijn als ik, bij het zien van deze enorme destructie van orkesten en koren in Nederland. […] Het is een niet te calculeren verlies voor het artistieke leven in Europa. Deze instituten, die met veel geduld zijn opgebouwd gedurende tientallen jaren, kun je met één pennestreek vernietigen. En dan zijn ze onmogelijk weer op te bouwen. Ik doe een klemmend beroep op hen die verantwoordelijk zijn, om Hollands jaloersmakende reputatie als een cultureel centrum niet te verzwakken door deze ondoordachte en beschadigende aanval.”

zie verder: www.mco.nl

vrijdag 1 oktober 2010

MCO afgeschaft?

Concept regeerakkoord: MCO wordt afgeschaft
vrijdag 1 oktober 2010
Chef-dirigenten, musici, directie en staf van het Muziekcentrum van de Omroep hebben met ontzetting gereageerd op het voornemen in het regeerakkoord om het Muziekcentrum van de Omroep af te schaffen.

Zonder enige argumentatie wordt een onderdeel van de Publieke Omroep weggestreept, een onderdeel dat nu juist inhoud geeft aan één van de kerntaken van de Publieke Omroep. Het Radio Filharmonisch Orkest, de Radio Kamer Filharmonie, het Groot Omroepkoor en het Metropole Orkest vervullen een unieke rol in het Nederlandse muziekleven. Zij spelen bijzonder repertoire, trekken volle zalen en doen dat op internationaal topniveau.

Dit mag niet teloorgaan en zeker niet zonder brede afweging binnen de Publieke Omroep en het orkestenbestel. Wij zullen alles in het werk stellen om dit te voorkomen en roepen eenieder met klem op om hiertegen in het geweer te komen.

dinsdag 21 september 2010

de kleur van de Sacre/ aan Elmer Schönberger

21 september 2010
Chapeau[!]voor De Groene Amsterdammer die in deze inktzwarte tijd een heel bijvoegsel wijdt aan klank en kleur.
Hartverwarmend, het eerbetoon van Elmer Schönberger aan Maarten Bon met wie ik dertig jaar geleden een enerverende correspondentie voerde over de weisse Fleck in Schönbergs Pierrot Lunaire.
Elmer memoreert in zijn artikel de ‘diep inkervende ervaring’ van Maartens sensationele bewerking voor vier piano’s van Stravinsky’s Sacre du printemps:’’Een onverwacht, gekanteld perspectief op de Sacre: het nieuwe met een schok vernieuwd”.
Ik deel je mening, Elmer: dit werk van Maarten Bon behoort tot het ingrijpendste dat uit onze lage regionen is voortgekomen.
Jij noemt Maartens werk ’totale ontkleuring van het origineel’. Ontkleuring van het orkestballet uit 1913 dat de wereld op zijn kop zette. Je beschouwing focust op kleur, - daar gaat het bijvoegsel over.
Maar voor het orkestrale geweld dat de partituur van de Sacre oproept is kleur misschien toch een wat mager woord. Maartens werk is immers geen klavieruittreksel van Stravinsky.
Grote werken: de Sacre, Die Kunst der Fuge, Goethes Faust zijn dermate rijk dat ze vrijwel altijd iets karakteristieks overhouden waaraan men ze blijft herkennen.
De Venus van Milo doet het ook als puntenslijper.
Bach kan heel goed op een mondharmonika of zoals jij zegt in een versie voor saxofoonkwartet. Hoe kan dat?

Hier laat je in je beschouwing in De Groene mijns inziens wezenlijke argumenten terzijde. Een zwart-wit reproductie van Vermeer kan prachtig zijn[ je noemt dit voorbeeld], maar dat geldt niet zonder meer voor alle meesters uit die tijd. Het niveau doet er wezenlijk toe.
Een zwart-witte Vermeer is schitterend omdat Vermeer exemplarisch is voor een weergaloos niveau van figuratieve schilderkunst. Hoe belangrijk ook de kleuren bij Vermeer, ook ‘de lijnen alleen’ kunnen die weergaloze betekenis torsen.
Zo is het dus ook bij Bach met zijn deels [nog] niet idiomatische schrijfwijze.
Terecht dat je hem aanhaalt. Je zou zijn schrijfwijze in de lijn van het bijvoegsel ‘kleurloos’ kunnen noemen. De noten kunnen zowel gezongen worden als gespeeld. Die muzikale lijnen komen op allerlei instrumenten even goed tot hun recht. De grootheid van Bach is juist die principiële kaalheid: je kunt hem ook als enkel denkoefening lezen, in volledige stilte. Innerlijke muziek. Harmonie der sferen.
De Sacre ontleent de kracht zeker niet alleen aan het instrumentale. Misschien is instrumentele hier een beter woord. Tenzij men het zou willen vernielen is het immers ondenkbaar dat de identiteit van het werk : het ritme verloren zou kunnen gaan.
Waar staat het ritme in jouw beschouwing van de bewerking van Maarten Bon, en waar de choreografie Elmer? Met het woord inkleuring loop je hier vast. (misschien, denk ik, zeggen hoogstens de kleuren van Armando in de verte iets over de Sacre: geelgroen, rood, inktzwart. Maar vermoedelijk niet genoeg. Je mist de dynamiek).
Ik heb ergens beweerd dat Adorno zich in de Philosophie der neuen Musik zo negatief over de Sacre du printemps heeft uitgelaten, uit angst voor de verpletterende nieuwheid. Hoeveel kleur ook: het grondpatroon van het ritueel is immers inktzwart. De binnenkant van de Sacre die jij zo plastisch weergeeft: “bedrading, leidingen, zuigers, krukassen” is zo zwart als de klep van een grote concertvleugel. Het is, over kleur gesproken dus de zwartheid van de Sacre die Maarten Bon opnieuw heeft blootgelegd: de zwartheid van het offer. De geur van verbrande aarde. Het opwaaiende stof uit de choreografische versie van Pina Bausch.